Ik voel me altijd verwonderd als ik dit soort berichten lees en vraag me dan af hoe het zover heeft kunnen komen:
Binnenlands bestuur, 18 juli 2018:
De gemeente Hengelo gaat fors snijden in de jeugdhulp en de Wmo. Als er niets gebeurt, loopt het tekort op tot 8,9 miljoen euro in 2020. Er zal onder meer in uren zorg en ondersteuning worden gesneden. Bepaalde typen zorg, zoals dagbesteding, zal niet meer als maatwerkvoorziening, maar als algemene voorziening worden aangeboden.
Per 1 januari 2015 hebben de decentralisaties van het Rijksbeleid in het sociale domein plaatsgevonden. Op dat moment was bekend dat er 25% zou worden bezuinigd op de voormalige AWBZ taken (ambulante begeleiding en dagbesteding) en 15% op de jeugdhulp. De eerste twee jaar is dit stapsgewijs gegaan, in 2017 zouden deze bezuinigingen definitief worden doorgevoerd. Vooraf aan de decentralisaties hebben alle gemeenten braaf in hun beleidsplannen Wmo en Jeugdhulp dan wel Sociaal Domein gezegd dat er een groter beroep gedaan zou worden op de eigen kracht en zelfredzaamheid van hun inwoners alsmede op hun sociale omgeving. Ook zou er meer gebruik worden gemaakt van de algemene voorzieningen, zijnde vooral welzijnsvoorzieningen. Pas in laatste instantie zouden inwoners gebruik kunnen maken van de specialistische individuele voorzieningen.
De grote klap nu (en het vragen om meer geld) verbaast me dan ook eigenlijk niet, want in de praktijk zag ik weinig terechtkomen van de visies van de gemeenten. Oorzaken zijn volgens mij:
- Systeemdenken: Gemeenten waren vooral bezig met hoe de organisatie veranderd moest worden. Daarnaast werden grote inkooporganisaties opgetuigd. Inkoop van specialistische individuele voorzieningen kreeg een prominente plaats in het sociale domein.
- De (niet altijd goede) vertaling van beleid naar uitvoering. Beleidsmakers zochten niet altijd hun afdelingen uitvoering op, waardoor zij nog altijd niet goed weten hoe ze het gewenste beleid op de juiste manier kunnen uitvoeren. Consulenten die wel mogelijkheden zien worden gehinderd door regelingen die te smal worden geinterpreteerd door kwaliteitsmedewerkers, juristen en intern controleurs.
- Competenties van consulenten: Veel consulenten zijn nog “opgevoed” ten tijde van de Wet voorzieningen gehandicapten waarin zorgplicht belangrijk was. Zij zijn gewend om te denken in termen van individuele voorzieningen en zijn, een enkeling daargelaten, niet gewend om breed en creatief te kijken. Dat is begrijpelijk. Het is dus belangrijk hen te helpen met het nieuwe denken en zodanig te trainen dat zij zich veilig voelen om zich te bewegen in de ruimte die het huidige sociale domein hen biedt.
- Oud denken in personeelsbeleid: Gemeenten blijven bij de aanname van personeel, rechtstreeks of via detacheringsbureaus, hameren op meerjarige gemeentelijke werkervaring en kennis van GWS4All/Suite voor zorg. Hiermee worden de gewenste beleidsuitgangspunten nooit bereikt. Juist om de veranderingen in het huidige sociale domein te bereiken zouden gemeenten mensen met een frisse blik van buiten naar binnen moeten halen. Juist zonder gemeentelijke werkervaring. En kennis van GWS kun je opdoen in een training van een dag. Bovendien werkt hooguit de helft van de gemeenten met dit systeem.
Ouderenadviseurs, wijkverpleegkundigen, maatschappelijk werkers en MEE consulenten zijn de beste kandidaten. Zij zijn vanuit hun beroep gewend om voortdurend breed te kijken naar problemen en oplossingen. Zij zijn degenen die op een onafhankelijke manier samen met de klant in dialoog gaan om te komen tot een echte passende bijdrage waar alle partijen gelukkig van worden. Waarbij MEE-consulenten gewend zijn om de diepte in te gaan met sociale netwerkversterking.
Niet voor niets leren wij vanuit de WWZ Academie onze cursisten aan hun klanten vragen: “Waar wordt u nu echt gelukkig van?”. En dan kom je tot verrassende antwoorden! Onze cursisten zijn veelal afkomstig uit het veld van zorg en welzijn. Zij weten als geen ander hoe je met weinig middelen en door breed en creatief kijken tot de beste oplossingen komt. Zij zijn degenen die de gemeenten uitstekend kunnen helpen om op deze manier de benodigde bezuigingen te realiseren.
Een voorbeeld:
Een ouderenadviseur vroeg aan de twee 75-plussers waar zij op bezoek ging waar ze echt blij van zouden worden. Het antwoord was: “We willen weer eens gezellig eten aan een mooi gedekte tafel met een goed diner. We zijn vanwege onze gebreken niet in staat om naar een restaurant te gaan.” De ouderenadviseur heeft toen geregeld dat er bij hen thuis een hobbykok een heerlijk diner kwam koken. De mooi gedekte tafel werd daarbij uiteraard geregeld.
Zo kan het ook. In plaats van het verstrekken (en een Europese aanbesteding) van dure vervoersvoorzieningen waarvoor evengoed een hoop organisatie nodig is om naar een restaurant te komen en waarvan je moet afwachten of die je op tijd ophalen en weer thuisbrengen. Een dergelijke oplossing geeft rust en geluk.