In de Wmo en de Jeugdwet staan eigen kracht en sociale netwerken centraal. Eerst moeten mensen kijken wat ze zelf kunnen doen en dan kijken wat hun sociale netwerk kan doen alvorens een beroep te doen op voorzieningen. Het kan echter zijn dat mensen een klein of geen netwerk hebben. Er wordt steeds gekeken naar het eigen netwerk, maar het netwerk van iemand anders kan ook erg helpend en krachtig zijn, zo heb ik de afgelopen week ervaren.
Om te beginnen is Facebook een perfect medium: Voor de vrijwilligers in de vluchtelingenopvang in Zaandam is er een besloten Facebook groep waarin vrijwilligers kunnen vragen wat zij nodig hebben voor bepaalde vluchtelingen die immers geen netwerk hebben in Nederland. Er zijn vragen om kleding, smartphones, een föhn, schaakspellen, koffers, noem maar op. Ook worden regelmatig vrijwilligers gevraagd voor uitjes naar gelegenheden die door de betreffende organisaties om niet beschikbaar worden gesteld. De reactiesnelheid is enorm: Bijvoorbeeld een vraag om kleding is binnen 10 minuten beantwoord en 20 minuten later heeft de vluchteling zijn of haar kleding. Een vraag om vrijwilligers voor een zwemochtend voor dames zorgde voor een groot feest in het lokale zwembad, waarbij vrijwilligers en vluchtelingen samen hebben genoten.
Mijn eigen sociale netwerk bleek ook heel krachtig: Door een vrijwilliger werd gevraagd om opvang voor vluchtelingen na transfer aan de andere kant van het land. Ik stuurde vervolgens een berichtje naar een relatie van mij daar in de buurt met de vraag of hij bescherming kon bieden. Op het moment dat daar een crisis uitbrak, stonden mijn relatie en zijn netwerk direct klaar om de mensen op te vangen. Fantastisch! Nogmaals heel hartelijk dank aan die mensen, die weten wie ik bedoel!