In het regeerakkoord 2017-2021 is besloten om van de eigen bijdragen een soort Netflix abonnement te maken met een vaste eigen bijdrage per vier weken voor iedereen. Hoe zit dat nu precies en waar komt het vandaan?
In 1994 was ik betrokken bij de voorbereiding van de Wet voorzieningen gehandicapten, de voorloper van de Wmo. Destijds werden er zo min mogelijk eigen bijdragen gevraagd. De Wvg klanten hadden lage inkomens, waardoor de eigen bijdrage laag moesten worden gehouden. Dat kostte meer aan administratiekosten dan dat het aan inkomsten opleverde voor de gemeenten en daarom zagen de meeste gemeenten ervan af.
Op 10 februari 2017 heeft het kabinet nog een Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) afgekondigd, een wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Naast het verlagen van de maximale eigen bijdragen is besloten dat gemeenten bij verordening, dus met een besluit van de gemeenteraad, moeten regelen dat er een reële prijs wordt gevraagd voor diensten bij aanbestedingen.
Na de invoering van de Wmo 2015 gingen de eigen bijdragen van de voormalige AWBZ voorzieningen Begeleiding sterk omhoog. Dat kwam doordat met de invoering van deze wet het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, waarin de eigen bijdragen werden geregeld, de gelegenheid gaf om een eigen bijdrage te vragen van maximaal de kostprijs. Die kostprijs kon oplopen tot € 70 per uur, terwijl mensen voorheen gewend waren om niet meer dan € 14 per uur te betalen. Dit was voor de minimum inkomens niet zo merkbaar, aangezien zij niet meer dan € 19,40 per vier weken betaalden. Met name de midden- en hogere inkomens zagen een plotselinge flinke aanslag op hun gezinsbudget, waar zij uiteraard geen rekening mee hadden gehouden. Het effect was dat veel mensen daardoor afzagen van begeleiding of minder begeleiding afnamen van zorgleveranciers.
Afgelopen week vroeg een cursiste mij om uitleg over het begrip voorzienbaarheid in de Wmo. Gemeenten waren al voor 2015 aan het nadenken over hoe ze dat zouden kunnen invullen, een wettelijk kader werd uiteindelijk gegeven met de Wmo 2015, maar dat is nog niet zo eenvoudig uitvoerbaar.
Al vanaf het ingaan van de Wmo 2015 zijn er overgangsregelingen die steeds anders worden of toch niet doorgaan. Eerst zouden de voorzieningen voor iedereen die thuis woonden en geen 24 uurs zorg nodig had onder de Wmo vallen. Mensen die 24 uurs zorg nodig hadden en thuis woonden met een Wlz indicatie zouden alle voorzieningen gaan krijgen vanuit de Wlz.
Er werd in de afgelopen jaren al over gediscussieerd: in hoeverre moet je mensen voorzieningen bieden terwijl ze weten dat ze ouder worden of dat hun gehandicapte kind op een gegeven moment niet meer opgetild kan worden? Lees verder Hoe ga je nu toch om met voorzienbaarheid in de Wmo?→
Er heerst soms wat onduidelijkheid over eigen bijdragen, die ouders moeten betalen voor voorzieningen voor kinderen in het kader van de Jeugdwet en de Wmo. Zelf struikel ik daar ook nog weleens over!
Het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is daarover heel duidelijk:
Artikel 3.8 lid 4 van het Uitvoeringsbesluit bepaalt dat er geen eigen bijdragen worden geheven voor Wmo voorzieningen ten behoeve van kinderen, met uitzondering van woningaanpassingen. Hiervoor wordt een eigen bijdrage in rekening gebracht bij de ouders. De hoogte van de eigen bijdrage hiervoor wordt bepaald door de gemeente. Lees verder Hoe zit het met eigen bijdragen voor Wmo voorzieningen voor kinderen?→
Er lopen veel procedures over Wmo voorzieningen. De rechter oordeelt in veel gevallen dat de gemeenten geen zorgvuldige procedure hebben gevoerd en vervolgens de voorziening weer moeten toewijzen of de procedure nog eens over moeten doen. Lees verder Wat is een zorgvuldige procedure?→